Betreurenswaardige feiten deden zich het volgende jaar voor (Red : bedoeld wordt 1889) : “nu wij aan de vooravond staan van grootse feesten ter gelegenheid van ons 25-jarig jubileum acht ik het vervelend en nutteloos woorden van gramschap te laten opwellen…” (jaarverslag van secretaris L. Lepaigne – Annuaire 1903-1904, blz 12). Zo bitter waren de gevoelens nog 14 jaar na de gebeurtenissen van 1889.

Dat jaar hadden vier, voorheen zeer actieve en verdienstelijke leden van het Bestuur, in volle bestuursvergadering uitdrukkelijk verklaard dat zij de ondergang van de vereniging zouden nastreven, tenzij men de roeiafdeling zou ontbinden. Bemiddelingspogingen van de pas verkozen voorzitter Felix Retsin, mochten niet baten en men moest tot hun uitsluiting beslissen.

Met de vier verlieten 80 van de 420 leden met ongeveer 60 van de 70 jachten van de S.R.N.A om de “Yacht Club d’Anvers” te stichten, in 1904 omgedoopt tot de “Royal Yacht Club de Belgique”. De dissidenten hadden het zo ver gedreven dat het huurcontract van de S.R.N.A door de eigenaar van de grond werd opgezegd, zodat men nog moest onderhandelen over de overname van de botenloods. Het was een klap: geen terrein, geen loods, 90% van de grote jachten weg, een vierde van de leden ontslagnemend en een deficit van 20.000FRS. Zelfs de concierge Saeys was overgelopen.

Men moest terug van voorafaan beginnen: een nieuw lokaal aan de overkant van de nu gemeenschappelijke jachthaven, waarover in de volgende jaren niet alleen scheldwoorden naar “de concurrentie” werden geroepen, maar ook wel eens projectielen werden geslingerd. De financiën werden gesaneerd, wedstrijden en uitstappen gingen door, nieuwe leden en jachten sloten aan. Tien jaar later, in 1899, telde men weer 74 yawls, cutters, hoogaarsen, boeiers, steamers en een “gaz launch” uit Luik. Bovendien had men 67 roeiboten voor wedstrijden en toeren bijeen kunnen verzamelen.

Dat tweede gebouw, dat niet alleen als botenloods maar ook als verenigingslokaal diende, werd opgericht tussen de jachthaven en een café, genaamd “Kursaal”. Het had een ruim terras langs de Schelde, dat door een ijzeren boogbruggetje aan de voetgangers toegang verleende tot het clubhuis. Het gelijkvloers diende als bergplaats voor de roeigieken en op de eerste verdieping bevonden zich de kleedkamers voor de dames en de heren. In die tijd was het immers ondenkbaar zich in het nochtans zeer geklede jachting uniform te vertonen in de straten van Antwerpen.

Enkele cabines voor de zwemmers dienen vandaag nog als bergkasten in de loodsen van de Beatrijslaan. Op het ruime balkon van de “bel-étage” leverden oudere, niet meer zeilende leden uitvoerig kritiek op de aanlegmanoeuvers van de stuurlui, waarvan men immers weet dat de beste aan wal staan…. of zitten.

Een mondelinge overlevering houdt staande dat Paul Kruger, president van de Transvaalse Republiek, op rondreis door Europa na de noodlottige Boerenoorlog van 1899-1902, op dat balkon werd ontvangen en gekiekt.

Het clublokaal werd tijdens het bombardement van Antwerpen door de Duiters in oktober 1914 volledig door brand verwoest. Omdat men toen een ander terrein en gebouw moest zoeken en optrekken en omdat de oorlog een feitelijke onderbreking van meer dan zes jaar veroorzaakte, werd de goede vooruitgang van de S.R.N.A op onherstelbare wijze gebroken. Van toen af ging de leiding over in handen van “Royal Yacht Club de Belgique”. Pas in 1921 beschikte men weer over de nodige installaties, gelegen stroomopwaarts van het toenmalige station van de Linkeroever en van de huidige voetgangerstunnel. Ook dat werd door brand vernietigd in 1948. De S.R.N.A kent de dag van vandaag zijn vierde lokaal in één eeuw tijd.